Dat begint bij aanbestedingen. Tenders zijn nu vaak vaag geformuleerd, onvoldoende bekend gemaakt of niet ingebed in een duidelijke en toegankelijke militaire ontwikkelstrategie. Grote technologie- en defensiebedrijven kunnen een sleutelrol spelen in grootschalige NAVO-projecten, maar missen voorspelbare kaders waarin ze effectief kunnen bijdragen. Andersom kunnen we niet van een krijgsmacht verwachten diepgaande kennis van nieuwe baanbrekende technologieën in plannen te verwerken.
Nederland is niet het enige land dat fors meer zal investeren in defensie. Slechts enkele landen voldoen aan de nieuwe NAVO-norm die voorschrijft dat 3,5% tot 5% van het BNP aan defensie uitgegeven zal worden. Een enkel land als Polen voldoet aan die norm, de meeste andere landen niet. Als we onze industrie blijven inrichten zoals we dat gewend zijn zal vooral de Amerikaanse industrie profiteren. Want ongeveer 75% van de huidige defensie-uitgaven gaan naar Amerikaanse bedrijven. Om Europese en Nederlandse bedrijven te laten profiteren van de hogere NAVO-norm moeten we snel keuzes maken.
Willen we echt versnellen, dan moeten industrie en overheid gezamenlijke strategische keuzes durven maken: waar wil Nederland leidend zijn? Wat bouwen we zelf op, en waarin zoeken we versterking binnen NAVO-verband? En waarin pakken de Nederlandse bedrijven de leiding om de nieuwe standaarden in NAVO-verband te zetten, in plaats van de huidige Europese versnipperde standaarden?
Ook voor middelgrote bedrijven en gespecialiseerde toeleveranciers is het huidige systeem onduidelijk. Zij missen toegang tot operationele informatie, waardoor het lastig is hun aanbod goed af te stemmen op wat er werkelijk nodig is. Anderzijds doet de krijgsmacht onvoldoende kennis op van opkomende technologie en ‘dual use’ oplossingen om hun operationele doelen te halen. Meer structurele samenwerking met militaire eenheden – via oefeningen, gezamenlijke ontwikkelingstrajecten en experimenteeromgevingen – is nodig om die brug te slaan.
Tegelijk moeten we realistisch blijven. De defensiesector is anders dan andere markten. Betrouwbaarheid, interoperabiliteit, veiligheid en langdurige inzetbaarheid zijn randvoorwaarden en een duurzame relatie met de industrie speelt daarin soms een grotere rol dan het hebben van de nieuwste technologie. Start-ups en scale-ups hebben daar vaak (nog) geen toegang toe. Zonder begeleiding, testcentra en passende financiering blijft hun potentieel onbenut. Terwijl ze juist bij thema’s als hybride oorlogvoering, informatie-infrastructuur en AI enorm relevant kunnen zijn en ook juist de marktvraag vanuit de krijgsmacht kunnen helpen vormgeven.
Diezelfde thema’s – AI, cyber, informatieovermacht – verdienen sowieso meer strategische focus. De NAVO heeft een set technologiegebieden gedefinieerd die grote impact zullen hebben op het militaire conflict van de toekomst. Deze “Emerging Disruptive Technologies” onderstrepen dat moderne oorlogvoering zich allang niet meer alleen afspeelt op het slagveld. Bedrijven die oplossingen kunnen bieden voor bijvoorbeeld data-integratie, situationeel bewustzijn en slimme besluitvorming zijn onmisbaar. Maar dan moet hun technologie wel kunnen worden ingebed in militaire doctrine én aanbestedingssystemen die deze dynamiek begrijpen.
De komende jaren worden bepalend. Wie nu niet bouwt aan een slimme, slagvaardige en strategische industrie, blijft afhankelijk. Anderzijds is defensiebeleid zonder heldere keuzes geen beleid. Het is tijd voor richting, samenwerking en kwaliteit, om samen te kunnen winnen.
Stefan de Bruijn en Lennart Salemink